Meer aandacht kabinet nodig voor verbetering werkomstandigheden

Precies volgens de verwachtingen staan de voornemens van het kabinet bij Prinsjesdag geheel in het teken van de gevolgen van de corona-crisis. Immers, dit grijpt enorm in op onze maatschappij, waarbij de economie en zorg, en dus ook werk en inkomens onder druk staan.

Het is begrijpelijk dat het kabinet kiest voor investeringen die nodig zijn voor het leveren van COVID-zorg. Maar het baart zorgen dat er voor de korte termijn geen prioriteit ligt bij het structureel verbeteren van de werkomstandigheden van werknemers in de zorg.

Door het oplopende ziekteverzuim en de toenemende personeelstekorten – 60.000-80.000 mensen in 2022 – zal de werkdruk van het zorgprofessionals in elk geval niet afnemen. Tijdens de corona-crisis werd duidelijk zichtbaar hoe zwaar het werk van veel zorgverleners is en hoe ze zich bevlogen inzetten om de beste zorg te leveren, maar ook werd zichtbaar hoe hoog de werkdruk eigenlijk is en wat dat met henzelf doet. Een deel geeft nu al aan op omvallen te staan of te overwegen de zorg te verlaten. Het is belangrijk dat signaal serieus te nemen en de zorg aantrekkelijk te maken om in te (blijven) werken. Vermindering van werkdruk is daarbij belangrijk, evenals professionals meer de ruimte en het vertrouwen te geven hoe zij hun werk doen, oftewel minder regeltjes en meer autonomie te geven.

Koopkracht
Volgend jaar compenseert de overheidsbijdrage voor arbeidsvoorwaarden in de zorg (OVA) maar net de inflatie. Er blijft daarom nauwelijks ruimte over voor verbetering van arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden. Of dat voldoende zal zijn om de koopkracht van zorgpersoneel op peil te houden, is de vraag. Volgens het kabinet gaan veel mensen er volgend jaar in koopkracht op vooruit, maar daarbij is geen rekening gehouden met de stijging van pensioenpremies die naar verwachting met een paar procent omhoog zullen gaan. Ook de zorgpremies stijgen. Werknemers in de zorg moeten minstens kunnen rekenen op koopkrachtbehoud, mede gezien de uitdagingen in de zorg waar zij voor staan.

Aanpak werkdruk voor lange termijn
Het kabinet trekt extra geld uit voor het programma Werken in de Zorg: 20 miljoen in 2021, oplopend tot 130 miljoen structureel vanaf 2023. Dit geld is voor plannen en projecten om de werkdruk te verlagen, de sector aantrekkelijker te maken en meer te doen aan opleiding en loopbaanbeleid. Het is duidelijk dat dit bedrag onvoldoende zal zijn als je weet dat er nu ongeveer 1,3 miljoen mensen in de zorg werken en er op niet al te lange termijn tienduizenden nieuwe mensen nodig zijn. Het kabinet ziet dat ook en stelt daarom een SER-werkgroep in die knelpunten in beeld gaat brengen voor een nieuw kabinet. Deze werkgroep gaat alleen over de beroepen hulp bij het huishouden, helpende, verplegende en verzorgende, maar overige beroepsgroepen blijven buiten beeld. FBZ pleit voor een brede aanpak, omdat dezelfde knelpunten evengoed gelden voor andere groepen zorgprofessionals.

Bron: www.fbz.nl