De nieuwe regels voor oproepkrachten in 2020

Per 1 januari 2020 veranderen de regels voor oproepkrachten en payrollmedewerkers, als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans.

Zo worden werkgevers verplicht oproepkrachten elk jaar een aanbod te doen voor een arbeidscontract met een vast aantal uren. Dat heeft ook betrekking op oproepovereenkomsten die nu al lopen. Een overzicht van de nieuwe regels.

Met de Wet Arbeidsmarkt in Balans (Wab) wil het kabinet de verschillen tussen vast werk en flexwerk verkleinen; vast wordt minder vast en flex wordt minder flexibel. Ontslag van vaste medewerkers wordt bijvoorbeeld eenvoudiger met de nieuwe cumulatiegrond. En oproepkrachten krijgen eerder zicht op vast werk. Ook de transitievergoeding is van belang; die is vanaf de eerste werkdag verplicht, ook voor oproepkrachten.

Oproepkrachten
Wat verstaat de wet onder een oproepkracht? Volgens de Wab is er sprake van een oproepovereenkomst als de arbeidsomvang niet is vastgelegd als een aantal uren per tijdseenheid van maximaal een maand; of maximaal een jaar en het recht op loon van de oproepkracht gelijkmatig is verspreid over dat jaar.

De oproepkracht heeft geen recht op loon als hij niet gewerkt heeft. In de praktijk is een oproepkracht iemand met een nul-uren contract of een min/max-contract.

Tip! De workshop Wet arbeidsmarkt in balans voor de or tijdens Medezeggenschap op koers op 7 november gaat in op de nieuwe regelgeving en het overgangsrecht.

Minstens vier dagen vóór het werk oproepen
Vanaf 1 januari 2020 moet een werkgever een oproepkracht minstens vier dagen van tevoren oproepen voor het werk. De oproep moet schriftelijk of elektronisch gebeuren.

Oproepkrachten houden recht op loon over de afgesproken uren als de werkzaamheden (of een deel daarvan) minder dan vier dagen van tevoren worden afgezegd.
In cao’s kunnen afwijkende afspraken worden gemaakt. De termijn van vier dagen kan verkort worden tot één dag.

De oproepkracht dient altijd voor ten minste drie uur werk te worden opgeroepen.

Recht op een contract met vast aantal uren
Een oproepkracht moet na 12 maanden een contract krijgen aangeboden voor een vast aantal uren. Dat aantal uren moet gelijk zijn aan het gemiddelde aantal uren dat de oproepkracht in de voorgaande 12 maanden voor de werkgever werkte. Hierbij gaat het om alle werkzaamheden die elkaar binnen zes maanden tijd opvolgden.

Het aan te bieden vaste contract moet binnen een maand na de voorgaande twaalf maanden van werkzaamheden worden aangeboden. De werknemer hoeft het aanbod niet te accepteren. Het contract hoeft niet voor onbepaalde tijd te gelden.

Per 1 januari 2020 geldt een overgangsbepaling voor de oproepkrachten die dan langer dan twaalf maanden voor dezelfde werkgever arbeid verrichten. Binnen een maand nadat de Wab is ingegaan, dus vóór 1 februari, moeten deze werknemers een aanbod krijgen voor een vast contract. De termijn van twaalf maanden gaat dus niet pas in per 1 januari 2020.

Recht op loon als het aanbod uitblijft
Blijft het aanbod voor een vast urencontract uit, dan heeft de oproepkracht recht op loon vanaf de dag dat het aanbod uiterlijk had moeten worden gedaan. Het loon dient gebaseerd te worden op het gemiddelde aantal uren dat de oproepkracht in de voorgaande twaalf maanden werkte.

Tijdelijk werk en de ketenbepaling
Voor 2019 geldt volgens de ketenbepaling nog dat werknemers recht hebben op een vast contract als ze twee jaar voor eenzelfde werkgever werken of als zij er drie tijdelijke contracten hebben gehad.

Per 1 januari 2020 wordt de ketenbepaling verlengd van twee naar drie jaar. Dan heeft de werknemer recht op een vast contract na drie jaar werken voor dezelfde werkgever of na drie tijdelijke contracten.

De pauze in de keten van tijdelijke contracten is volgens de Wab zes maanden. Wel kan in een cao worden geregeld dat de keten wordt verkort, bijvoorbeeld in het geval van seizoenswerk. In het primair onderwijs worden invalkrachten uitgezonderd van de ketenregeling.
Van belang is het te weten dat de nieuwe ketenregeling van drie jaar geldt voor alle contracten, als die op of na 1 januari 2020 eindigen.

Payrollkrachten
Payrollkrachten behoren vanaf 1 januari 2020 minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden te hebben als werknemers die bij de werkgever in vaste dienst zijn. Payrollkrachten hebben ook recht op een passende pensioenregeling.

Hogere ww-premie voor flexwerkers
De Wab regelt ook dat werkgevers in 2020 minder ww-premie gaan betalen voor mensen in vaste dienst, en meer ww-premie betalen voor flexwerkers. Dat moet de groei van flexwerk afremmen.

De premie voor werknemers in vaste dienst bedraagt 2,94%. Voor flexwerkers is dat 7,94%, waarmee flexwerk dus 5% duurder wordt. De werkgevers betalen een gemiddelde ww-premie over het aantal werknemers in vaste dienst en flexwerkers. Voor alle werkgevers samen komt de gemiddeld betaalde premie op 4,16% uit.

Download de gratis Whitepaper: de belangrijkste punten van de WAB op een rij