Vakantie

Tijdens de eerste 104 weken van arbeidsongeschiktheid moet uw werkgever de vakantietoeslag over het ontvangen salaris betalen. Na het verstrijken van deze periode ontvangt u waarschijnlijk een WIA-uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV houdt op de uitkering 8% vakantietoeslag in. De vakantietoeslag wordt voor u gereserveerd en in mei uitbetaald.

Ja, meestal is de vakantietoeslag 8% van uw bruto jaarsalaris. Het is toegestaan om in het voordeel of in het nadeel van de werknemer van dit percentage af te wijken. Een vakantietoeslag van minder dan 8% kan alleen als de werknemer meer verdient dan het wettelijk minimumloon.
Wanneer behoor ik mijn vakantietoeslag te ontvangen? salaris
De wet bepaalt dat de vakantietoeslag éénmaal per jaar en wel in juni betaald moet worden. In de meeste cao’s is echter geregeld dat de vakantietoeslag in de maand mei wordt uitbetaald. Bij individuele arbeidsovereenkomst of bij cao kan bepaald worden dat de vakantietoeslag vaker wordt betaald (bijvoorbeeld iedere maand een evenredig deel).

Let op!
Voor de aanspraak op vakantietoeslag geldt een zogenaamde “verjaringstermijn” van twee jaar. Dit houdt in dat u uw recht op vakantietoeslag na twee jaar vanaf de dag waarop betaald had moeten worden, kunt verliezen. Het is daarom raadzaam om bij problemen omtrent betaling van uw vakantietoeslag de VHP-Zorg te raadplegen.

Met ingang van januari 2012 is de wet veranderd inzake de vakantiewetgeving. In de nieuwe regeling is het nu zo dat ook zieke en arbeidsongeschikte werknemers het recht op vier keer de wekelijkse arbeidsduur aan vakantiedagen verkrijgen, in plaats van alleen opbouw over de laatste zes maanden van de arbeidsongeschiktheid zoals in de oude regeling stond vermeld.

Ja, maar alleen de bovenwettelijke vakantiedagen. Van de wettelijke vakantiedagen mag geen afstand worden gedaan. Achterliggende gedachte is dat de wetgever vindt dat iedere werknemer recht heeft op de nodige rust door middel van vakantie. Daarom kan van de wettelijke vakantiedagen geen afstand worden gedaan.
De enige uitzondering is dat uw vakantiedagen kunnen worden uitbetaald als u uit dienst gaat.
Een medewerker kan de arbeidsovereenkomst opzeggen en een schriftelijk verzoek indienen om zijn vakantierechten op te nemen voordat hij vertrekt. De werkgever kan dit verzoek binnen twee weken afwijzen als hij dat schriftelijk doet en gewichtige redenen heeft. Werkgever en werknemer kunnen natuurlijk ook in overleg besluiten dat de vakantie voor het einde van de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen.
Aangezien de medewerker schriftelijk aangeeft wanneer hij met vakantie wil gaan, is het niet eenvoudig voor een werkgever om af te dwingen dat de medewerker zijn volledige vakantierechten opneemt voordat de arbeidsovereenkomst eindigt. Hij kan de medewerker vragen om aan te geven wanneer de medewerker met vakantie gaat, waarvan de werkgever kan afwijken als hij gegronde redenen heeft. Deze zullen niet snel aanwezig zijn, aangezien het financiële belang van de werkgever – dat de medewerker de vakantie opneemt in plaats van uitbetaald krijgt – doorgaans onvoldoende zal zijn.

Uw cao bepaalt over het algemeen of het sparen van vakantiedagen is toegestaan. De meeste cao’s kennen een bepaling dat de opbouw van vakantiedagen na 5 jaar stopt. Ook zijn soms met uw ondernemingsraad afspraken gemaakt over het voorkómen van zogenaamde verlofstuwmeren. Ook de belastingdienst heeft regels ten aanzien van verlofstuwmeren, om te voorkómen dat werknemers verlof sparen om op te nemen voorafgaand aan het pensioen. Deze opgespaarde dagen worden op gelijke wijze behandeld als een regeling voor levensloopverlof. Een verlofstuwmeer wordt niet als een regeling vervroegd uittreden aangemerkt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de aanspraken op verlof bedragen niet meer dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken;
- de verlofaanspraken worden niet op een zodanig moment toegezegd dat opname alleen nog mogelijk is voorafgaande aan pensioen;
- aan het toekennen van de (extra) verlofaanspraken wordt niet de voorwaarde verbonden dat de werknemer het verlof voorafgaande aan pensioen moet opnemen.
Dat wil zeggen dat werknemers alle vormen van verlof of extra uren kunnen opsparen tot maximaal de arbeidsduur per week gerekend over een periode van vijftig weken. Bij een voltijds dienstbetrekking betekent dit een maximum van 250 dagen verlof. De werknemer kan dit verlof vrij aanwenden en kan desgewenst besluiten het verlof op te nemen voorafgaande aan pensioen.

Het doel van vakantiedagen is dat u tijdens uw vakantie uitrust, zodat u uw werkzaamheden gezond kunt blijven uitvoeren. Het is daarom niet verstandig vakantiedagen op te sparen voor een volgend jaar. Vakantiedagen moeten worden opgenomen in het jaar waarin ze worden toegekend.

In de nieuwe wetgeving is bepaald dat de wettelijke vakantiedagen die de werknemer vanaf 2012 opbouwt, na zes maanden vervallen na afloop van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan. De nieuwe wet kent hier wel een aantal uitzonderingen op, namelijk:
- Voor bovenwettelijke dagen die de werkgever toekent, blijft de oude verjaringstermijn van vijf jaar bestaan, tenzij een kortere periode wordt afgesproken.
- Als de werknemer aannemelijk kan maken dat hij zijn wettelijke vakantiedagen in redelijkheid niet binnen 1,5 jaar heeft kunnen opnemen geldt voor die dagen ook de verjaringstermijn van vijf jaar.
- Voor het bovenstaande is het ziek zijn alleen dan niet voldoende om op deze langere verjaringstermijn aanspraak te maken. De wetgever gaat er namelijk vanuit dat de zieke werknemer reintegreert en daarbij kan hij best vakantie opnemen.

De werkgever dient de nieuwe vakantiewetgeving natuurlijk toe te passen, maar de wet geeft wel ruimte om keuzes hierin te maken. Zo kan in een cao of een andere regeling van de werkgever van bovenstaande regeling worden afgeweken door bijvoorbeeld het bepalen van een langere verjaringstermijn.

Voorbeeld Cao Ziekenhuizen
Een voorbeeld van de toepassing van de nieuwe vakantiewetgeving biedt de cao ziekenhuizen 2011-2014. Daarin is vastgelegd dat medewerkers alleen nog de wettelijke 144 vakantieuren krijgen. De 22 bovenwettelijke vakantieuren worden jaarlijks toegevoegd aan het persoonlijk levensfasebudget (PLB) van de medewerker. Het voordeel is dat PBL-uren geen verjaringstermijn hebben. De medewerker bespreekt de besteding van zijn PLB met de leidinggevende in het jaargesprek.

Ja, maar alleen op grond van gewichtige redenen en na overleg met u. Indien u door het verplaatsen van uw vakantie materiële schade lijdt (bijvoorbeeld annuleringskosten) moet uw werkgever u deze te vergoeden.

Op grond van de wet hebt u recht op minimaal vier maal het aantal dagen dat u per week werkt aan vakantiedagen. Bij een normale werkweek van vijf dagen heeft u recht op 20 vakantiedagen per jaar. Minder vakantiedagen zijn niet toegestaan, maar meer wel. Veel cao’s kennen meer vrije dagen toe dan het wettelijke minimum. Dit heet bovenwettelijke vakantiedagen.

Er zijn twee berekeningsmethoden. Over het algemeen bepaalt de cao welke berekeningsmethode wordt gehanteerd. De ene methode is berekening van juni van het jaar X tot en met mei van het jaar X + 1. Bij uitbetaling van de vakantietoeslag in mei hebt u de vakantietoeslag dus al volledig 'opgebouwd’. De andere methode is berekening over het kalenderjaar, waarbij u bij uitbetaling van de vakantietoeslag in mei als het ware een voorschot krijgt voor de maanden juni tot en met december. Gaat u na mei met ontslag dan moet u over de maanden van het jaar dat u niet meer in dienst bent van de werkgever de vakantietoeslag terugbetalen.

In het algemeen bouwt u vakantiedagen op zolang u werkzaamheden verricht, respectievelijk aanspraak op salaris heeft. In bepaalde gevallen echter bouwt u ook vakantiedagen op indien u geen werkzaamheden verricht, bijvoorbeeld:
- als u met toestemming van uw werkgever deelneemt aan activiteiten van een vakvereniging waarvan u lid bent;
- bij zwangerschaps- en bevallingsverlof;
- bij ziekte en ongeval.

Dat bepaalt u in principe zelf, tenzij u andere afspraken met uw werkgever hebt gemaakt. Alleen wanneer er gewichtige redenen zijn, bijvoorbeeld als het onmogelijk is om het rooster te vullen, kan uw werkgever van u vragen om in een andere periode op vakantie te gaan. Uw werkgever moet dat wel binnen twee weken schriftelijk aan u kenbaar te maken. Het is verstandig uw vakantiewensen schriftelijk bij uw werkgever in te dienen.

In veel rechtspositieregelingen is opgenomen dat oudere werknemers extra vakantiedagen krijgen. Deze dagen noemt men 'vergrijzingsdagen’ of 'leeftijdsdagen’. Indien u wilt weten of u recht heeft op één of meerdere vergrijzingsdagen dient u de rechtspositieregeling die op u van toepassing is te raadplegen. De vergrijzingsdagen of 55+-regelingen staan behoorlijk onder druk, omdat de Commissie Gelijke Behandeling heeft geoordeeld dat dergelijke regelingen in strijd zijn met het verbod op leeftijdsdiscriminatie. De FBZ maakt zich er sterk voor dat er een goed alternatief komt als deze regelingen worden afgeschaft. Niet alleen voor de oudere werknemers, maar voor werknemers in alle levensfasen.